De Herfst
De herfst is het einde.
De bomen verwelken tot granaat.
Geef mij toch ook wat van dat rode daar,
De soep wordt snel verorberd tot bedrog.
De morsetekens van het slakkespoor
Glinsteren als tranenvegen op de stoep.
De poppenwagen schimmelt in de schuur,
Een wang van celluloid is nooit tevreden.
De vaas van mensenvlees wordt goed gevuld,
En volgt het bloedspoor van de vliegezwammen.
Wie vangt het laatste gele blad?
De dode wesp zit in de kous gevangen,
De nerven kleuren in het weefsel zwart,
We wisten niet dat doodgaan kon gebeuren.
Zelfportret zonder kik
Ik was gewend aan vrouwen op mijn schoot,
Een sjerp bedekt maar tijd'lijk het fatsoen,
Korsetten zijn het bladerdeeg van nee, 'niet doen',
Het glas geheven tegen het verval.
De warmte van het vlees zet zelfs een schots in brand,
Fluweel is zachter dan een poes zijn vel.
Het duurt maar kort de omlooptijd op aarde,
Wolken van sepia verduisteren de blik,
Volgen de stramme loop van het papier.
Wie drukt mij in de cirkel der voleinding,
Een kraai krast dat het is volbracht.
Ik sluit mijn mond en geef geen kik,
Dit is de dood en dat ben ik.
Jan Wolkers (1925-2007)
uit: Wintervitrines (2003)
|