Een jonger vrouw
In mij is een jonger vrouw dan ik
met lichter ogen en smalle handen.
Zij staat op kleine gespitste voeten
door mijn ogen naar buiten te zien.
Zij kijkt naar de dagen, naar licht en naar kleuren,
ziet alles verwonderd, ziet alles heel schoon.
Beiden verlangen we, dat zij kon spreken,
dat zij kon bewegen en leven en breken
de donkere, die om haar woont.
Ankie Peypers (1928 - 2008)
uit: Taal en teken (1956)
Dood
De vogels, executeurs-testementair
van de verzen die ik heb geschreven,
komen als het herfst wordt naar mij toe,
denkend dat het einde van mijn leven
samenvalt met het beginnend sterven
in de bomen rond hun vogelnesten,
met de onrust in hun vogelbloed.
Zij vliegen snel om nog op tijd te zijn
voor het bladerritselend verwaaien van mijn leven
en vragen mij:
dood-zijn is dat
zoals een telefoondraad is,
tussen twee palen strakgespannen,
omgeven door de ijle lucht
en roerloos zijn, een heel klein zwart,
dat niet kan zingen en geen antwoord geven?
Ankie Peypers (1928-2008)
uit: Letters van een naam (1985)
|